Ik ben solo op de PZL Bielsko SZD-51! Ja, dank u. Een instapmodel zweefvliegtuig. "O, zonder motor", denkt u. Maar dat is niet zo. Het toestelletje wordt aangedreven door een zeven liter V8 motor van 300 pk. Dezelfde als die in een Amerikaanse GMC-truck. Een ongelooflijk geweld wordt op het sierlijke, kleine toestel losgelaten. Meer pk's per kilo dan een P-51 Mustang.
Keihard gaat het omhoog, naar driehonderdvijftig meter. In een seconde of tien naar drie keer de Domtoren. Stil is deze eerste fase niet. Het windgeruis is fors in deze aerodynamisch-merkwaardige situatie. En het dreunen van de motor wordt via de kabel doorgegeven. Maar dan rukt het toestel zich met een metalige knal los. En opeens is er een stilte die ik op deze hoogte niet gewend ben. Geen geluid, behoudens de lichte kraakjes van het mechaniek waarmee je de roeren bedient.
Dan zijn daar de Loosdrechtse plassen, roodachtig spiegelend in een laag herfstzonnetje. Duizend keer zag ik ze vanuit een motorvliegtuig. Maar liggend onder de bubble canopy van de Junior is de ervaring toch weer heel anders. Weergaloze schoonheid. En stilte. Ik zeg het nog maar eens.
Al is het voor het eerst alleen: ik verbeeld me dat ik het al heel handig aanpak. Ik trek het neusje op tot zeventig kilometer als de VSI nul aangeeft, en duw er negentig voor als die daalt. Ik weet er zodoende acht minuten vliegtijd uit te persen in de ietwat onrustige avondlucht.
Kilometers allemaal. Want knopen en mijlen, daar doen zweefvliegers niet aan. Ze zijn niet voor niets afstammelingen van een nogal bedenkelijk soort Duitsers. Dat puristisch-Germaanse zit er standaard een beetje in. Evenals een licht dédain voor iedereen die alleen maar met behulp van propellers of turbines door het zwerk kan snorren. 'k Moet wel oppassen, want anders ga ik straks ook nog zo denken.
Goof Bakker
[email protected]