Halverwege Rio de Janeiro ging ik naar boven voor mijn welverdiende rust. Meestal zit de slaapruimte voor vliegers vlak achter de cockpit, recht boven de eerste passagiersstoelen in de cabine. Maar deze Boeing 777 had voorin geen rustcabine, onze bedden waren in de slaapruimte van de cabinebemanning.
Om daar te komen, moet je vanuit de cockpit eerst helemaal door het gangpad naar achteren lopen. Daarna ga je ons geheime deurtje in, de trap op en dan moet je weer een heel stuk naar voren. Verder van de cockpit kun je in een vliegtuig niet zijn. Hierboven heb je aan beide kanten van het gangpad vijf bedden met gordijntjes als afsluiting.
Als je er inderdaad in slaagt om in slaap te vallen, iets dat mij gelukkig nooit veel moeite kost, kunnen er drie dingen gebeuren. Je wordt wakker van de wekker, je wordt wakker van een telefoontje van collega's in de cockpit die vragen waar je blijft, of je wordt wakker omdat je naar de WC moet. Dat laatste is echt vervelend, want je wilt je midden in je rust natuurlijk niet weer even aankleden om tussen de passagiers in de rij te gaan staan bij de WC. Deze keer was dat helaas wel het geval. Ik moest nodig, er stond een lange rij en toen ik eindelijk naar binnen kon, schrok ik. Het leek het wel of tijdens deze vlucht de halve wereld dit toilet een keer of drie keer bezocht had.
Terwijl ik deed waarvoor ik gekomen was, keek ik om me heen. Wat een troep. Ik begreep maar al te goed dat onze hardwerkende stewards en stewardessen deze ongebreidelde vervuiling niet konden bijhouden. Ik besloot de mouwen op te stropen. Niet lullen maar poetsen. Allereerst probeerde ik een enorme prop met papier en andere natte troep, die een halve meter uit de afvalbak stak, naar binnen te duwen. Het ging direct mis. Het enige dat ik met grote kracht naar binnen duwde was mijn middelvinger. Er knapte iets. Toen ik mijn hand weer naar buiten haalde hing mijn laatste vingerkootje zielig naar beneden. Er zat geen enkele beweging meer in. Voorzichtig heb ik mijn handen gewassen en de boel gelaten voor wat het was. Mijn middelvinger bleef er treurig uitzien, al deed het gelukkig niet veel pijn. Het leek mij het beste om de boel weer een beetje recht te zetten. Dat lukte met behulp van een paar houten roerstokjes en wat plakband. De landing viel niet tegen.
Na de vlucht bleek dat ik een zogenaamde 'Mallet Finger' had. Ook wel bekend als basketbalvinger of bedopmaakvinger. Je drukt met grote kracht het laken onder het bed en....snap. De remedie was simpel. Ik moest een paar maanden met een gespalkte middelvinger door het leven. Gelukkig hebben ze tegenwoordig van die transparante spalkjes waardoor je er niets van ziet. Wat wel opvalt, is dat je onbedoeld iedereen je gestrekte middelvinger laat zien. Al is dat misschien toch het beste gebaar voor iedereen die onze vliegende kleinste kamertjes iedere keer weer, net iets smeriger achterlaten.
Jan Cocheret
[email protected]
Deze column verscheen eerder in Luchtvaartnieuws Magazine. Lees iedere maand zijn nieuwste column in het magazine.