Herman Mateboer: De burgemeester gaat reizen

2 maart 2011

Op een bloedhete en klamme zaterdagmiddag streek ik neer op de baan van Tangier Island, Virginia, in noordelijke richting. De Cessna rolde uit en met wat druk op de rechter rem rolde ik het kleine platform op voor het witte hokje wat door moest gaan voor terminal. Owen, de kleine man met grijze ringbaard die me altijd deed denken aan Paulus de Boskabouter, had over de unicom gezegd dat het windstil was, en dat was het. De windzak hing erbij alsof ie die nacht er voor zwaar was doorgezakt, slap, lusteloos en roerloos. Ik was door m’n baas, Al Pembroke, er op uit gestuurd om de burgemeester van Tangier van zijn eiland naar de Eastern Shore van Virginia te vliegen.

Een burgemeester mag natuurlijk graag in stijl reizen, zo ook deze. Hij had onze Cessna 172 gechartered om hem te vervoeren. Uit het kleine gebouwtje kwam een boom van een kerel die een vorstelijke omvang had. Ik schatte hem op ruim over de honderd kilo schoon aan de haak. Hij zeulde een grote weekend tas mee, die i k gedienstig van hem over nam en die nooit door het bagageluikje achterin paste, dus die ik via de zijdeur over de achterbank kiepte. Toen maakte de burgemeester aanstalten weer terug naar ‘de terminal’ te lopen. “Excuse me sir, are we ready to go?” riep ik ‘m nog na.

“Aaah, euh, just a sec.” Even later kwam hij naar buiten met een vrouw die korter en breder was - min of meer vierkant - en minstens even zwaar als manlief. Ho even, hier wist ik niks van. Ik voelde m’n maagstreek samentrekken... Maar, ik werd voor een voldongen feit gesteld. Men ging gedrieën op reis zo werd mij duidelijk gemaakt, iets waar ik niet op gerekend had. Het echtpaar zweette profuus in de zompige hitte, en in hun zog kwam dus ook nog een kind, van zo rond de tien jaar die ‘in keeping with the family tradition’ ook ruim bemeten was. Ik stond met ogen als schoteltjes te kijken, en vervloekte mezelf dat ik het kistje tot de nok toe vol had gegooid met brandstof.

Ik gebaarde dat de heren maar achterin moesten gaan zitten. Toen zoonlief achterin zat hing het oog onder de staart (waarmee je de kist bij geval van storm vastbind)zo’n twintig centimeter van de grond. Toen de burgemeester zich aan de andere kant naarbinnen zwoegde vloog de neus van de Cessna omhoog en hing de staart centimeters boven het asfalt. Het neuswiel kuste teder de grond en de schaar van de demper was volledig uitgerekt. Ik had hier gewoon de blanke tegenhangers van Eddie Murphy’s illustere ‘the Klumps’ familie. Mijn enige redding was dat de burgemeestersvrouw nog voorin plaats moest nemen en dat dat voor een wat voorlijker zwaartepunt zou zorgen. Ik zat al op mijn stoeltje (Dit liet de neus weer iets zakken) en gebaarde naar de dame dat ze absoluut welkom was. Door de voorruit was niks te zien behalve de motorkap, een propellerblad en blauwe hemel. Tot de vrouw des huizes onder veel gekreun en gezucht haar entree maakte en de ‘172’ voorover klapte en ik weer horizon zag. Ik verzocht haar vriendelijk de deur dicht te doen en haar gordel om te doen.

Met een grommend geluid trok ze de deur dicht die met een soort ‘POF’ geluid weer net zo hard open vloog omdat die terugveerde van haar ampele dijbeen wat zich nog buiten het vliegtuig bevond. Ik kroop helemaal tegen mijn deurtje aan en zag de tien centimeter tussen de stoelen overschaduwt worden door haar linker dijbeen, dat ook nog gedeeltelijk een stukje van mijn stoel claimde. Ik kon geen kant meer op! Toen moest ik als service van de zaak nog de stoelriem om haar been heen in de sluiting zien te wurmen. Zit je dan met je hand tussen je eigen stoel en andermans in spandex gevatte ‘ham’. Maar, daarom niet getreurd, de motor gestart en nog even gezwaaid naar Owen achter het raampje van z’n hokje, die schuchter de blik afwendde als van iemand die het bloedige vonnis niet voltrokken wil zien. Zo taxiede ik gelaten naar het begin van de baan. De windzak was nog steeds ‘hung over’ en het maakte dus niet uit welke kant op ik de kilometer lange baan zou gaan benutten, alleen was elk zuchtje wind meer dan welkom geweest om dit ‘spektakel’ de lucht in te krijgen.

‘Ontwaakt noordenwind, zuidenwind waai door mijn hof, opdat ik niet aan het eind van de baan bijte in het stof’. Wanhopige schietgebedjes op een versmoorde zaterdagmiddag. Vooruit dan maar, gas op de plank. Het bakje kwam aarzelend op gang. We schommelden en schudden de volle lengte van de baan af, en met een beetje extra snelheid op de klok trok ik heel voorzichtig de vleesvitrine van het dek. Tien meter strand en het oliegladde water van de Chesapeake baai schoot luttele meters onder ons door. Alsof ik een pasgeboren baby in de hand had zo voorzichtig sprong ik om met snelheid en zette het om in een klim van een paar honderd voet per minuut. Niet omhoog te branden. Als je het profiel van de vlucht die middag zou tekenen dan zou het er uit zien als een hele luie, platte boog. Goed en wel boven land kon ik al bijna de daling weer inzetten. Ondertussen zaten de Klumps, onnozel van het gevaar, te genieten van het uitzicht over het drassige laagland. “Wow dad, this is neat” piepte het hamburgertje achterin nog, terwijl ik asgrauw prevelde dat de motor het toch op dit moment niet zou begeven. Ook een nadering maken met een afgeladen toestelletje moet je niet onderschatten.

Wel, het is allemaal goed gegaan die middag. Ik kreeg zelfs nog tien dollar tip uit het gemeentefonds van het eiland van de oestervissers, bij het uitzwaaien. Alsof de N20088 het zelf ook voelde dat ze bevrijd was van een drukkende last sprong ze als een hinde van het dek en knorde vrolijk weer terug naar de thuisbasis aan de Rappahannock River.

Er zijn van die momenten dat je een soort van scrimmage hebt met Magere Hein, die je nooit meer loslaten. Onervarenheid, niet bepaald beschermd door de ‘hire & fire’ mentaliteit van de Amerikanen, bij twijfel of je wel commercieël genoeg denkt. Nadien ben ik tientallen keren over de Eastern Shore gevlogen over de airway van Snow Hill naar Norfolk komend van Schiphol gaand naar Miami. Vaak wijs ik m’n collega’s Tangier Island aan als dat eiland waar ik bijna m’n Waterloo vond.

Toch werd ik later nog gerustgesteld door een kennis van me die bij Virgin op de Airbus A340 vliegt. Die zei dat dat Franse gebakje altijd zo erbarmelijk presteert in de klim. Ik herinnerde hem er fijntjes aan dat die kist vier motoren heeft, maar ik in mijn Cessnaatje had er maar een. “That makes it all the more dramatic, Herman!” Hoewel ik duidelijk zelfbeklag bespeurde bij hem, toonde hij veel medeleven met mijn bezoeking van die broeierige middag. Gedeelde smart is halve smart.

Herman Mateboer
Verkeersvlieger

Reageren op artikelen? Graag! Er gelden spelregels. We moedigen toevoeging van uw reactie op onze content aan, maar kijken streng naar taalgebruik.

Copyright Reismedia BV 2024 - Cookieinstellingen